Een lied voor de donkere stilte Een lied voor de slapende stad Een lied voor de dag die moet komen De klok slaat het eenzame uur
Voor de stad ontwaakt, rust Straten in een waas Evenwichtig licht boven de gracht Niemand hier te zien Ik wandel ongezien Over brug en plein, stil is de nacht
Is het vreemd dat juist hier, In dit doodse uur, Een behagen mij zo zeer bevangt Wordt soms niet de dag- Met tomeloos tumult- Meest van al begeerd, meestal verlangd?
Maar aan dit dwalen komt een eind Als zon opkomt en nacht verdwijnt
Nieuwe ochtend treedt in Bijna ongemerkt Valt het warme licht op mijn gezicht En de mist lost op Ik twijfel en blijf staan Wat is nu mijn plicht, Waarheen moet ik gaan?
Aan alle dwalen komt een eind Als zon opkomt en nacht verdwijnt