Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot Nu hoef je nooit je jas meer aan te trekken en te hopen dat je licht het doet. Laat buiten de stormwind nu maar razen in het donker want binnen is het warm en licht en goed. Hand in hand naar buiten kijken waar de regen valt. Ik zie het vuur van hoop en twijfel in je ogen en ik ken je diepste angst.
Want je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij. Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij.
En als je 's morgens opstaat ben ik bij je en misschien heb ik al thee gezet. En als de zon schijnt buiten gaan we lopen door de duinen en als het regent gaan we terug in bed. Uren langzaam wakker worden, zwevend door de tijd, ik zie het licht door de gordijnen en ik weet: het verleden geeft geen zekerheid.
Want je kunt niets zeker weten...
Ik doe de lichten uit en de kamer wordt nu donker, een straatlantaarn buiten geeft wat licht. En de dingen in de kamer worden vrienden die gaan slapen, de stoelen staan te wachten op het ontbijt. En morgen word ik wakker met de geur van brood en honing, de glans van het gouden zonlicht in jouw haar. En de dingen in de kamer, ik zeg ze welterusten, vanavond gaan we slapen en morgen zien we wel.
Maar de dingen in de kamer zouden levenloze dingen zijn zonder jou. En je kunt niets zeker weten, want alles gaat voorbij. Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij. Ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij.