Op het platdak wappert je was zo welwillend, rook uit je schoorsteen kringelt kalm omhoog. Gunstig voor jou en mij. Duiven zijn her en der goedmoedig doende, dom tussen kiezel en asbest en mossen, vliegend en vlug van dak naar dak naar de drempel, laag laag voorbij, laag laag voorbij.
Een man in het blauw hijst een windwijze wimpel, blij en voorbeeldig, heer en meester. Hoog in de zon en wind speelt heel plezierig. Draai draai weer bij. Draai draai weer bij.
Wind, draai weer bij. Wind, draai weer bij.
De brandladder klimt als een kat naar de zon en handdoeken lachen hoog op je balkon. En vertel me: wie heb je lief lief lief? Draai draai weer bij. Draai draai weer bij. Draai draai weer bij.