Als ik het kleinste verdachte tikje hoor of als er maar iets Begint aan te lopen in het mechaniek, voel ik het zonder Van mijn plaats te komen tot in het puntje van mijn nagel. En als het moet vind ik het mankement met m'n lippen; Ik lik het schoon, blaas het uit en smeer de boel dicht met M'n bloed.
Chauffeur! We zijn alles kwijt. We zijn straatarm.
Monteur! Chauffeur, alles wat we hebben is een kan warme melk en De zoete herinnering aan de eau-de-colognegeur van het Hooi waarin we vannacht hebben geslapen. Neem ons op In de kunstleren schoot van uw automobiel, anders zijn We verloren.
Chauffeur, u hebt een goed karakter. U hebt een auto, Maar u weet niet waar u naar toe zult gaan. Wij staan er Slechter voor. Wij hebben geen auto, maar we weten wel Waar we naar toe moeten. U de benzine wij de ideeën! Laten we gaan.
Chauffeur! Monteur! Is het leven echt zo mooi of denk ik dat alleen maar? We Rijden auto, onze buikjes, die zijn gevuld: misschien wacht Ons wel geluk. Zeker weten? Wacht ons onderweg het geluk? Klapwiekend van ongeduld?
'Waar blijven die jongens toch?' vraagt het. 'Waar Blijven ze nou?' Jongens, jullie zijn gek. Het geluk wacht Niemand op. In een lang wit gewaad zwerft het door het Land en zingt het lied 'Melk en hooi'.
Melk en hooi... Wat willen jullie nog meer! Steeds denk je: mijn tijd komt Nog. Ik krijg nog melk en hooi genoeg in mijn leven. Maar In werkelijkheid gebeurt dat nooit meer. Knoop dus in Je oren, arme vrienden: dit was de mooiste nacht van ons Leven. En dat hebben jullie niet eens gemerkt!
Het geluk, dat naïeve kind, moet worden gevangen, je Moet het behagen, het hof maken. Met jullie wordt het Nooit een idylle. Schooiers! Kijk toch eens hoe jullie er Uitzien. Met zulke pakken zullen jullie het geluk nooit Smaken.