toen je naar binnen ging uit de regen aldoor winter aldoor regen van de straat naar binnen sloop toen niemand keek en door de zalen bibberend en druipend tot je een zitplaats vond en ging zitten om uit te rusten te drogen dan opdonderen en wegwezen wanneer was dat
gaf het op gaf op en ging zitten op de stoep in de vale ochtendzon gaf op en dan opdonderen en wegwezen naar beneden noch naar links noch naar rechts geen blik voor de oude namen de oude scènes geen andere gedachte in je hoofd dan wegwezen en nooit meer terug
aldoor winter eindeloze winter het ene jaar na het andere alsof het niet kon eindigen het oude jaar alsof de tijd niet verder kon toen naar binnen weg van de straat toen niemand keek uit de kou en de regen duwde de deur open noch naar rechts noch naar links ging zitten op de eerste vrije plaats
op de drempel iemands drempel met de koffer op je knieën in de oude groene overjas in de vale ochtendzon zonder te weten waar je was en dan opdonderen en wegwezen of was dat een andere keer dat alles een andere keer was er ooit een andere keer was dan toen opdonderen en wegwezen van dit alles en nooit meer terug