Ik dacht nooit aan morgen, vandaag was lang genoeg. Totdat ik jou zag en ik dacht ineens aan morgenvroeg. Ik hield niet van de liefde, voor mij was er geen vrouw. Totdat ik jou zag en ik hield zomaar ineens van jou.
Je hebt niet in de gaten wat je allemaal met me doet. Dat kun je ook niet weten, ik heb je pas één keer ontmoet. En toen heb je mij misschien, niet eens gezien.
Ik kon om niemand lachen, ik was tot niets in staat. Nu ben ik dag en nacht een zon, omdat ik weet dat jij bestaat. Ik bleef altijd binnen, echt vrolijk was ik niet. Nu loop ik zelfs te fluiten en ik kijk of ik jou ergens zie.
Je hebt niet in de gaten wat je allemaal met me doet. Dat kun je ook niet weten, ik heb je pas één keer ontmoet. En toen heb je mij misschien, niet eens gezien.
Maar er was een donder, een bliksem, een slag toen ik je zag. Ik ben veranderd, een ander en sinds die ene lach. Ik geef me over, je hebt me, verzetten heeft geen zin. Ik ben veranderd, een ander en dit is pas het begin.
Want je hebt niet in de gaten wat je allemaal met me doet. Dat kun je ook niet weten, ik heb je pas één keer ontmoet. En toen heb je mij misschien, niet eens gezien.
Als ik jou zou vragen `drink jij wat van mij` Zou je dan lachen en blijft het daarbij. Maar ik moet het toch proberen, ik weet alleen niet hoe. Niet langer verlegen, ik wil, ik zal, ik ga naar je toe.
Er was een donder, een bliksem, een slag toen ik je zag. Ik ben veranderd, een ander en sinds die ene lach. Ik geef me over, je hebt me, verzetten heeft geen zin. Ik ben veranderd, een ander en dit is pas het begin.
Want je hebt niet in de gaten wat je allemaal met me doet. Dat kun je ook niet weten, ik heb je pas één keer ontmoet. En toen heb je mij misschien niet eens gezien.
En toen heb je mij misschien, ja heel misschien, niet eens gezien.