Ik ben een arrogante zak om nu te wensen dat jij naar buiten staart op dit moment. In je kamer zit aan niets dan mij te denken. Je eenzaam voelt en verdrietig bent. En wat een lul ben ik om nu te lopen klagen. Dat dit dan ook weer net niet is hoe ik het wou. Ik zou me meer als een vent moeten gedragen. Maar heel mijn denken is vandaag doordrenkt van jou.
Jij gaat nu vast gehuld in zonnestralen. Jouw glimlach trof allang een andere vent. Wat een lul ben ik om nu te lopen klagen dat ik jou mis en daarom zo mistroostig ben.
Ik dwaal wat in de stad rond nu al weken. En ik slenter nonchalant wat door jouw straat. Per toeval kom ik jou misschien wel tegen. Ik heb nog niet gemerkt dat toeval echt bestaat.
Jij gaat nu vast gehuld in zonnestralen. Jouw glimlach trof allang een andere vent. Wat een lul ben ik om nu te lopen klagen dat ik jou mis en daarom zo mistroostig ben.