Tussen Waalwijk en Sprang ligt het Halvezolenpad. Je kan er kilometers kijken het land is daar nog plat. Ooit liep er een spoorlijn van gat naar gat. Tussen Waalwijk en Sprang ligt het Halvezolenpad.
Er ligt iemand in de bosjes bij het Halvezolenpad. Het is midden in de winter het is koud en het is nat. Er staat iets te gebeuren maar niemand weet nog wat. Oh wie ligt daar in de bosjes bij het Halvezolenpad.
's Morgens in de polder alleen op haar fiets. Dan als de donder en de bliksem ineens uit het niets. Gewapend met een afgezaagd dubbelloops geweer. De kraaien vlogen op en haar lichaam viel neer.
oh oooh oh oooh oooh...
Vluchtend door de velden bij het onheil vandaan. Sirenes in de verte daar komen ze al aan. Wensend dat zij die dag de bus genomen had, ligt er een vrouw vol met lood op het Halvezolenpad.
Twintig rechercheurs werken dag en nacht door. Binnen een week zijn ze de dader op het spoor. Opgewonden zingt het arrestatieteam in koor. We gaan het klusje klaren let maar op kom we gaan er voor.
Ze stormden bij hem binnen klokslag twaalf uur. Haar bloed zat aan zijn handen hij betaalde het duur. Ze stormden bij hem binnen het was klokslag twaalf uur. Beng zei zijn revolver en zijn bloed zat aan de muur.