1. Evenals een moede hinde naar het klare water smacht, schreeuwt mijn ziel om God te vinden, die ik ademloos verwacht. Ja, ik zoek zijn aangezicht, God van leven God van licht. Wanneer zal ik Hem weer loven, Juichend staan in zijn voorhoven?
2. Tranen heb ik onder‘t klagen tot mijn spijze dag en nacht als mijn haters honend vragen : “ Waar is God dien gij verwacht?” Ik gedenk hoe ik vooraan in de reien op mocht gaan, om mijn dank Hem op te dragen in zijn Huis op hoogtijdagen.
3. Hart onrustig, vol van zorgen, vleugellam geslagen ziel, hoop op God en wees geborgen Hij verheft wie nederviel. Eens verschijn ik voor den Heer, vindt mijn ziel het danklied weer. Hij, mijn God, Hij heeft mijn leven dikwijls aan de dood ontheven.
1. Comme un cerf altéré brame après le courant des eaux Ainsi soûpire mon âme, Seigneur, après tes ruisseaux : Elle a soif du Dieu vivant, et s'écrie en le suivant, Mon Dieu, mon Dieu quand sera-ce que mes yeux verront ta face?
2. Pour pain je n'ai que mes larmes, et nuit et jour en tout lieu ; lorsqu'en mes dures allarmes on me dit, que fait ton Dieu? Je regrette la saison, que j'allois en ta maison, Chantant avec les fidèles, tes louanges immortelles.
3. Mais quel chagrin te dévore ? Mon âme, rassûre-toi! Espère en Dieu, car encore il sera loué par moi, Quand, d'un regard seulement, il guérira mon tourment. Mon Dieu, je sens que mon âme, d'un ardent désir se pâme.
1. As the deer pants for the water brooks, So my soul pants after you, O God. My soul thirsts for God, for the living God. When shall I corne and appear before God?
2. My tears have been my food day and night, While they continually ask me, ‘Where is your God?’ I regret the days when I would go to the house of God, Singing with the faithful your everlasting praise.
3. Why are you in despair? My soul, be calm. Hope in God! For I shall still praise him For the saving help of his countenance. My God, my soul is in despair within me.