Hebben van die wapperende voeten Lopen altijd overal tegenop Weten helemaal niet wat ze moeten En kauwen dan de hele dag maar drop Moeten ouwe jurken van hun grote zusjes aan Die hun moeders hun nou juist zo enig vinden staan Houden niet van zomerkampen, moeten daar toch heen En zijn daar met z’n honderden verschrikkelijk alleen
Meisjes van dertien, niet zo gelukkig Meisjes van dertien, d’r net tussenin Te groot voor de poppen, te groot voor de merels Te klein voor de liefde, te klein voor de kerels Met een glimmende neus en met knokige knietjes En in hun dagboek staan de kleine verdrietjes Meisjes van dertien, vlak voor ’t begin Meisjes van dertien, d’r net tussenin
Hebben van die dromerige koppies Hebben van dat dunne steile haar Willen niet meer samen met de jongens Willen nou alleen nog met elkaar Giechelen bij de naam van het onbereikbare idool Giechelen om hun vader en de leraren op school Giechelen van ongemak en giechelen van spijt Giechelen zich een weggetje naar een betere tijd
Meisjes van dertien, niet zo gelukkig Meisjes van dertien, d’r net tussenin Te groot voor de poppen, te groot voor de merels Te klein voor de liefde, te klein voor de kerels Nog nergens een vrouw, ja, van boven voorzichtig Maar verder nog nergens, nog te dun en te spichtig Meisjes van dertien, droom d’r maar van Meisjes van dertien, giechel maar an