Daar ken je nog die plaats aan het lege strand Waar we ooit naar de overkant vaarden, wij elkaar nooit meer zagen, en jaren vervaagden want oeverloos kwam je nooit aan Blijf bij me als een bootje dat stil naast me drijft ik ben maar een meisje in't water, dat verstijft als een boei die me vasthoudt een drijfhouten mast zijn schip is hij kwijt Zout De zee smaakt zo koud Ik hou me vast aan de wind Ik stroom en ik droom dat een jutter me vindt Meer was ik als een meermin voor jou, je kwam weer, dreef ik dan de zee in met jou ik alleen als jij tegen me deint, om me heen spoelt en zachtjes tegen me aanmeert Zout De zee smaakt zo koud Ik hou me vast aan de wind Ik stroom en ik droom dat een jutter me vindt me meeneemt me droogt en belooft dat ik dit keer niet meer, nooit meer droom Je beeft Gaf je me je handen, je haren Ik wreef Ze wel tot ze gloeiden en straalden tot je bleef in de waan dat we vaarden Tot waar'k min of meermin het water uit dreef Zout De zee smaakt zo koud Ik hou me vast aan de wind Ik stroom en ik droom dat een jutter me vindt